Drie koningen

Dit is mijn eerste bijdrage in 2021, voor iD +art, werk uitzoeken en maken, geïnspireerd op het “drie koningen” feest.

Graag verwijs ik jullie door naar het artikel verschenen bij iD +art collectief : http://idcollectief.be/index.php/blog/252-de-intimiteit-van-het-schetsboek-v-theo-de-wilde

De wijzen uit het oosten of drie koningen zijn, binnen de christelijke traditie, de “wijzen” die Jezus zijn geboorte kwamen vereren en geschenken van goud, wierook en mirre brachten.

Het bezoek van de wijzen uit het oosten aan Jezus wordt in het westers christendom oorspronkelijk gevierd op 6 januari.

“Drie Koningen
Mix techniek op karton – 2010
Afmetingen 100 x 70

Driekoningen, Driekoningen,
geef mij ‘ne nieuwen hoed;
m’nen ouwen is versleten
ons moeder mag’t nie weten,
ons vaoder hedet geld
al op de rooster geteld

Driekoningen zingen: waar is de tijd heen? Theo De Wilde brengt met zijn schetsbladen dit oude volksgebruik terug in herinnering. Jaarlijks op 6 januari staan zij voor de deur, getooid met enkele oude tafelkleden, een kroon in goudpapier en een kartonnen draaister, een schamele opbrengst van wat kleingeld bij elkaar te zingen. Waar vroeger volwassenen op pad gingen tussen oudjaar en het Driekoningenfeest om het Bijbels verhaal luister bij te zetten, begint nu ook de kinderversie van Melchior, Balthasar en Gaspar een rariteit te worden in het straatbeeld. En Corona zal de verdwijntruc zelfs nog bespoedigen, nu ook deze traditie verboden werd door de overheid als maatregel tegen de verspreiding van het virus.

Er kwamen drie koningen met ene ster / zij kwamen van bij en ze kwamen van ver, dicteert de christelijke iconografie die de reis vertelt van de drie wijzen uit het Oosten op weg naar Bethlehem om er de geboorte van het pasgeboren kindje Jezus te eren. Waar zijn de sappige verhalen heen van die typisch Vlaamse figuren, sloebers en arme schooiers als Suskewiet, Pietje Vogel en Schrobberbeeck uit de kerstlegende En waar de ster bleef stille staan van Felix Timmermans? Vandaag echter dwalen de Drie Koningen verloren / en klagen met matte stem, / aan een wereld die niet wil horen / om het licht boven Bethlehem, dicht Ben Van Eysselsteyn in zijn bede: Laat het sneeuwen, Heer! (Den Haag, 1959). Verspeeld hebben wij inderdaad wierook, mirre en goud. Een besluit dat priester- dichter Anton van Wilderode ook in zijn Ballade der Heilige Driekoningen (1988) tussen de lijnen door verwoordde met de vraag: Ach, zullen in Vlaanderen drie op tien / bereid en gelukkig het Kindeke zien?

Tijdens zijn lange loopbaan als kunstenaar heeft Theo De Wilde deze verhalen over het echte leven steeds een warm hart toegedragen. Tot op vandaag. Getuige hiervan is deze selectie schetsen uit zijn kunstige boeken. Want ik kan moeilijk over schetsboeken spreken. Zijn tekeningen, vaak in gemengde technieken, hebben voor het overgrote deel een autonoom artistiek karakter, veelal omwille van hun directe en spontane beeld scheppende vorm. Met rake trekken en een zwierige speelsheid rapporteert Theo De Wilde zijn eigen subjectieve belevingswereld. Deze tekeningpareltjes zijn gebundeld in mappen en fardes, of hangen al dan niet ingelijst aan de wand in het atelier, wachtend op het goeddunkend oog van de bezoeker.

2021 Drie koningen – Schets A4
2021 Drie Koningen- Schets A4
2021 Drie koningen – Schets A4

2021 Drie koningen – Schets A4

De Drie Koningen, gepakt en gezakt, verkiezen vandaag het spoor boven de kamelen om het lange traject af te leggen, of misschien biedt de koersfiets wel een alternatief; de spelers van het kerstverhaal, ieder geïsoleerd in zijn eigen bubbel en de duif als personificatie van de Heilige Geest nauwlettend toekijkend of de social distancing binnen de regeltjes gebeurt; de drie wijzen met mondkapje op kraambezoek; de strompelende koninkjes die in tegenstelling tot de moraliserende vingerwijzing in Breugels Parabel van de blinden hier uit volle borst hun kinderlijke gelukzaligheid verkondigen, … Zwei Seele wohnen ach in meiner Brust en deze uitspraak van Goethe is ook van toepassing op de tekeningen van De Wilde. Zij tonen aan dat een twee-eenheid plastisch ook positieve kanten heeft. De existentiële onmin die vandaag de kop opsteekt, krijgt de zalving van de goedheid, het geruststellende schouderklopje van de meester. Hij observeert scherp, reageert geamuseerd. Zijn potlood, krijt en penseel zijn de vertellers en registreren de positieve kant, de warmte, de intensiteit van het leven. Geen cru antwoord, maar een innerlijk licht dat ver buiten dit teken- en schilderwerk straalt. Als kunstenaar heeft hij de wereld en de werkelijkheid nodig, zijn eigen habitat. Maar de realiteit waarvan hij uitgaat, wordt naar zijn hand gezet, wordt vertaald in een plastische vrijheid. De eeuwige ontdekkingsreiziger die al wat hem het nauwst aan het hart ligt, met speelse vinnigheid en schalkse schoonheid in beeld brengt. De blije geest van het kind heeft daarin een voorname plaats. En in die beeldenroes doet De Wilde ons denken, neen, zelfs geloven, dat de eeuwige jeugd in zijn kunst vervat is. Zou hij, als eigentijds kunstenaar met optimistische visie op de wisselende structuren en metamorfoses van onze utopische knip- en plakmaatschappij, zelf geen magiër uit het Oosten kunnen zijn, pendelend langsheen de regenboog, op zoek naar de bronnen van het ware leven?

Freddy Huylenbroeck │Hamme, 2 januari 2021

Interview Hilde Van Canneyt

HVC: Dag Theo. Ben je het eens met Joseph Beuys die zegt dat iedereen een kunstenaar is?

T: Ja, iedere mens is uniek.

HVC: Ook de mensen die geen kunst maken, zoals uw zoon?

T: Zeker, alle mensen krijgen impulsen. Komen deze er niet uit op het vlak van schilderkunst, dan is het wel op een andere manier. Kunst heeft vaak meer te maken met hoe iemand in het leven staat. Iedere mens is eigenlijk de kunstenaar van zijn eigen leven.

HVC: Waar komen bij jou de kunstkriebels vandaan?

T: Soms haal ik mijn inspiratie uit banale zaken. Dit gebeurt bijvoorbeeld wanneer ik mijn kleinkinderen onbevangen zie spelen. Ze maken dan kampen, maken soep van bladeren, schieten met een boog. Die beelden neem ik dan mee in mijn werk. Ik schrijf of schets ook nooit zaken op papier. Als ik interessante beelden zie, sla ik deze gewoon op.

HVC: Wat Fons Schippers over jou schreef: “Hij heeft de wereld en de werkelijkheid nodig. Indrukken, herinneringen, ontmoetingen en kleine gebeurtenissen in zijn kleine directe leefomgeving vormen voor hem dan ook de prikkel tot creatie. Hij vindt ‘het’ vooral in het onzichtbare en onbenoembare = het innerlijke leven, alsook het onbekende mysterie, het naïeve en het fantastische en tot slot de droomwereld.”

Freddy Huylenbroek schreef over jou: “Zijn composities met maatschappelijk-kritische inslag stralen een trefzekere kracht en een emotionele betrokkenheid uit, die zijn pastellen op een hoog niveau tillen. Indrukken, herinneringen, ontmoetingen en kleine gebeurtenissen in zijn directe leefomgeving vormen voor Theo De Wilde de drijfveer tot schilderen. In die zin is elke pasteltekening, elk schilderij een soort van aforisme. Hij tovert een wereld die tot op zekere hoogte verwantschap heeft met de imaginaire en poëtische beeldtaal van Chagall, met het surrealistisch expressionisme, van Frits Van Den Berghe, soms zelfs een zweem van “Ensoriaanse fantastiek”. Zijn werk is visueel, intellectueel en emotioneel.

HVC: Vroeger tekende je al, maar hoe ben je bij het schilderen terecht gekomen?

T: Dat heb ik te danken aan mijn vroegere buurman. Hij mengde verf en zo kwam ik er voor het eerst mee in aanraking. De materie op zich fascineerde me meteen. Ik was toen tien jaar oud. Tijdens mijn pubertijd bleef ik af en toe bezig met verf. Een echte kunstacademie waar je schilderkunst kon beoefenen was er toen nog niet en ik werd ook niet kunstzinnig gestimuleerd door mijn ouders. Dit moet mede door de tijdsgeest bekeken worden. Ik ben geboren in 1937. Het eerste decennium na de Tweede Wereldoorlog maakte kunst geen deel uit van de dagelijkse realiteit. In mijn geval kwam dit gegeven nog sterker tot uiting omdat we enerzijds vaak verhuisden en anderzijds doordat we vaak in grensdorpen woonden.

HVC: Heb je dan kunnen studeren? Je hebt je kunstactiviteiten ook altijd gecombineerd met een job.

T: Ik heb eerst voor de vakschool gekozen om daar een opleiding schilderen en tekenen te volgen. Een leerkracht heeft mij toen gezegd dat ik talent had voor tekenen en daar moest in verder gaan. In die tijd werd er nog veel getekend in de reclamewereld. Hij probeerde me eerder die richting uit te sturen. Daarna moest ik mijn legerdienst vervullen. Naderhand heb ik in Antwerpen een job aangenomen bij een bedrijf dat lichtreclames verzorgde. Daar ging ik aan de slag als tekenaar van de ontwerpen. Dat heb ik ongeveer vijf jaar gedaan. Daarna heb ik nog een tijdje bij een bedrijf gewerkt dat glasdecoraties deed. Ik werd er gevraagd om de zeefdrukafdeling op te starten. Door de band genomen heb ik me in zekere mate altijd wel creatief kunnen uitleven in mijn dag jobs.

HVC: Wat heb je bijgeleerd tijdens je studie aan Sint-Lukas?

T: Een visie op kunst. Kunst bestaat voor mij uit drie facetten: je moet over een bepaalde kunde beschikken, je moet een visie hebben en je moet je werk kunnen bezielen. Je kunt deze drie zaken als het ware in een piramide plaatsen.

HVC: Wanneer heb je dan beslist om zelf een atelier te beginnen?

T: In de jaren ’70. Ik ben eerst begonnen met schilderen in mijn garage. Die ruimte werd echter snel te klein en toen heb ik besloten om zelf een volwaardig atelier in te richten.

HVC: Je website is onderverdeeld in verschillende thema’s. Eén daarvan is katten. Hoe kom je erbij die zoveel weer te geven?

T: De katten van de buren zijn zeer aanwezig in mijn tuin. Daarnaast vind ik een kat een opmerkelijk mooi dier. Katten hebben een bepaalde elegantie en uitstraling. Andere dieren als vogels hebben mij ook altijd al geboeid. Ik schilder deze dieren bijna altijd uit het hoofd, nooit gebruik ik beeldmateriaal en slechts uitzonderlijk maak ik eerst een schets.

HVC: Je schildert ook vaak bloemen. Waarom grijpen kunstenaars volgens jou zo vaak terug naar natuurmotieven? Het lijkt alsof niemand dat beu raakt.

T: Ik vind bloemen de parels van de schepping. Ze vragen geen verzorging, komen altijd terug, geven een pracht aan kleuren en vormen… Ze zijn kortom mooi en gratis. Bloemen schilder ik wel vaak naar een voorbeeld dat ik dan voor me staan heb. Foto’s gebruik ik ook hier, nooit. Foto’s zijn namelijk ‘dode beelden’. Ik moet om mijn model heen kunnen lopen om het van alle hoeken te bekijken. Dat geldt ook voor de portretten van mensen die ik schilder. Dan kan je pas echt de expressie van je model vastleggen. Ik schilder eigenlijk alles als een deel van een groter geheel, iets waarin alles met elkaar in verbinding staat.

HVC: Het mensenlichaam: nog zo’n thema dat eeuwig boeit… Ik zie hier ook een bloot achterste staan…

T: Dat werk is afkomstig van een schets. Soms heb ik eens zin om figuratief te werken. Dan vertrek ik van een schets en maak ik verschillende werken binnen dat thema, vaak telkens abstracter. Het idee evolueert altijd verder als het ware.

HVC: In 2011 had je een expo genaamd ‘Theo De Wilde en Corneille’.

Dit stond er te lezen in de brochure: ‘Theo De Wilde tovert ons een wereld die tot op zekere hoogte een geestelijke verwantschap heeft met de kleurengedrevenheid en de bijna kinderlijke expressiviteit van Corneille. Hij profileert zich ook als een ontdekkingsreiziger in zijn eigen belevingswereld. Net als de plastische iconografie van Corneille bezingt ook Theo wat hem als mens het nauwst aan het hart ligt: het fascinerende mysterie van het leven van een kind, de vrouw als symbool van sensuele schoonheid en aardse erotiek, de speelse vinnigheid van de kat als schalkse pendant én het mysterie van de vogel, als komische schakel in de verbinding tussen het hemelse en het aardse.

Is de kunstenaar Corneille (1922-2010) een grote inspiratiebron?

T: Niet in het bijzonder. Van de Cobrabeweging houd ik het meeste van Carl Henning Petersen (1913-2007). Het idee om Corneille daar te gebruiken, kwam eigenlijk van de mentor van ID+Art in Hamme. Hij zag een bepaalde lijn tussen mijn werk en dat van Corneille. Persoonlijk vind ik Corneille eerlijk gezegd te gesofisticeerd. Ik ben meer gefascineerd door de kinderlijkheid die Petersen in zijn werk brengt. Ik vind hem bruter, ruwer en intiemer, maar dat alles op een positieve manier.

HCV: Ik las dat ook de Russische kunstenaar Marc Chagall (1887-1985) een invloed heeft gehad op jou. Zijn werk wordt vaak geassocieerd met het surrealisme, maar eigenlijk valt zijn werk onder verschillende stromingen, al maakt het nergens deel van uit. Hij heeft een eigen stijl die dromerig aandoet. Hij haalde zijn inspiratie uit de Russische volkskunst en het volksleven.

T: Ik zie mezelf eigenlijk als een verteller. Mijn schilderijen van 50 jaar geleden zijn erg narratief van aard. Chagall tovert eigenlijk op een even narratieve manier zijn wereld tevoorschijn van toen hij nog jong was. Hij schildert taferelen uit zijn dorp en zijn kinderleven die vaak religieus getint zijn. Dat laatste ligt mij ook. Het uit zich nu minder expliciet in mijn werk. Maar wat is nu religieus?

HVC: Dat is inderdaad iets onbenoembaar.

T: Het is iets wat je niet meteen kan vatten.

HVC: Je werkt met verschillende technieken: etsen, aquarel, pastel,… je hebt zelfs al beelden gemaakt. Is het dan zo dat je vertrekt vanuit een techniek? Of vertrek je eerder vanuit een bepaald thema?

T: Ik kan dit best als volgt toelichten. In september werk ik mee aan een groepstentoonstelling rond de illustere Hamse schrijver Filip De Pillecyn (1891-1962). Dat was een schrijver uit de streek van Hamme. Er werd aan een aantal kunstenaars, waaronder ikzelf, gevraagd om een tentoonstelling te verzorgen rond zijn oeuvre. Ik kreeg hiervoor een aantal bladzijden uit een boek van hem. Aan de hand van deze tekst maakte ik dan een reeks etsen. Bij een ets wordt de kleur uitgesloten.

HVC: Noemen ze je hier in het dorp ‘den kunstenaar’?

T: Dat weet ik niet…

HVC: Deel je je dagen in volgens een vast atelierstramien?

T: Neen, maar als ik lang niet in mijn atelier gewerkt heb, begint het te kriebelen! Mijn atelier is achteraan mijn huis, dus soms kom ik hier ook wanneer ik gewoon in de tuin aan het werken ben. Tuinieren is een activiteit die mij vaak inspiratie biedt. De bloei van de bloemen en het schuifelen van de vogels zorgen vaak voor de geboorte van een nieuw idee. Mijn tijdsgebruik valt over het algemeen variabel en weinig logisch te noemen. Een beetje zoals ik er zin in heb…

HVC: Ik zag ook op je website dat je vaak inspiratie opdoet in vreemde landen. Maak je dan daar ter plaatse eerst schetsen? Je bent al in Guatemala, Peru en Thailand reeksen gaan maken… Trek je op reis wél foto’s die je maakt om dan in je atelier uit te werken?

T: Ja, van de Azuurkust maakte ik bijvoorbeeld een hele reeks schetsen die ik dan later pas uitwerk. Ik neem wel foto’s, maar niet om er op verder te werken in mijn atelier. Mijn interesse gaat vooral uit naar oude culturen: oude sites in Egypte of Latijns Amerika zijn verbazend. Het intrigeert mij vooral wat de ideologische drijfveren zijn om dergelijke tempels of piramiden te bouwen. Als ik de trappen beklim van een tempel, heb ik een eigenaardige gewaarwording die moeilijk te beschrijven is. Een prehistorische handafdruk in een natte kleimuur geeft mij rillingen.

HVC: Je nam ooit deel aan de Canvascollectie. Welke feedback kreeg je toen in het S.M.A.K. van juryleden Leo Copers en Ante Timmermans?

T: Ze twijfelden eerst sterk tussen mijn werken. Ik had drie stukken mee: één naaktwerk, een kind dat aan het trommelen was en een kat. Uiteindelijk werd het kind met de trommel geselecteerd. Voor het overige doe ik eigenlijk zelden mee aan wedstrijden. Ik vind niet dat er moet gekozen worden op basis van een veel te klein aandeel uit iemands oeuvre. Je werkt als het ware met een momentopname.

HVC: Vertel eens wat meer over ID+Art en IdCollectief in Hamme.

T: Dat is een vzw die kunstwerken tentoonstelt en verkoopt. Het verschil met een galerie is dat ze geen winst moeten maken. Een deel van de opbrengst dient om de onmiddellijke kosten te dekken. Wat over is op het einde van het jaar gaat naar het kankerfonds.

HVC: Zou je zelf graag meer tentoonstellen?

T: Met tentoonstellingen ben ik niet zo sterk bezig. Ik stel zelden tentoon in echte galerieën, die vind ik te commercieel van aard.

HVC: Ik zie hier een affiche van een expo in Thailand waar je tentoongesteld hebt…

T: Ik heb een vriend die in Thailand les geeft aan de universiteit. Ze hebben daar een afdeling Fine Arts. Hij kwam op vakantie naar België in het gezelschap van twee Thaïse leraren. Hij nodigde ze uit om mijn werk te bezichtigen en dat sprak hen wel aan. Ze stelden toen voor om mijn werk te exposeren in Chiang Mai. Op zich was dat wel confronterend. Thailand heeft op zich helemaal geen verleden in de schilderkunst. Schilderijen tref je daar nooit aan in de huizen, enkel religieuze motieven en decoraties.

HVC: Je bent nu 75 jaar oud. Heb je voor jezelf het gevoel dat je het verder had kunnen/moeten brengen in de kunst?

T: Neen. Ik ben ook nooit voldoende bezig geweest met het verzorgen van mijn PR, publiciteit en expo’s. Mensen die weten dat ik schilder, kunnen mijn atelier bezoeken. Ik heb ook altijd voornamelijk werken verkocht aan vrienden aan kennissen.

HVC: Heel veel sculpturen heb je niet gemaakt, lijkt me?

T: Niet zo veel eigenlijk. Ik heb wel ooit beelden gemaakt om langs een nieuw wandelpad te plaatsen. Hier gebruikte ik diverse materialen voor zoals beton, hout, en glas. Het maken van sculpturen zal ik niet zo vaak uit mezelf doen, eerder wanneer er mij iemand naar vraagt. Ik verlaat af en toe wel graag eens mijn veilige haven van de schilderkunst, maar dan zal ik eerder een mozaïek of nog iets anders met steen maken.

HVC: Wat doe je in periodes dat ‘de muze’ zwijgt?

T: De muze is zelden met verlof. Met een fluisterstem roept ze steeds – de weg is nog niet ten einde – doe verder! Het is moeilijk om hieraan te weerstaan, maar ook boeiend.

HVC: Kunstenaar Octave Landuyt (°1922) zegt: “Op het palet liggen alle kleuren. De ene weet ze tot een meesterwerk te vormen, de andere niet. Daarom denk ik dat ons gedrag belangrijker is dan het residu: schilderijen en beelden zijn slechts bezinksels van het menselijk gedrag.

Akkoord?

T: Zeker niet slecht geformuleerd van Octave. Ook ik denk dat het spirituele belangrijker is dan de materie, in al zijn facetten. Om het simpel te zeggen: geest bepaalt alles, verf is slechts materie in functie.

HVC: Volg je de wereld van de grote kunst nog?

T: Ik bezoek wel nog regelmatig tentoonstellingen.

HVC: En volg je ook de kunst van het jonge geweld?

T: In mijn ogen is het jonge geweld nog in opleiding. Ik besteed er wel aandacht aan, maar ik ben dan kritischer. Oudere kunstenaars hebben natuurlijk al een grote hoeveelheid werk geproduceerd en kunnen dus gemakkelijker hele tentoonstellingen vullen. Zo krijgen ze uiteraard vanzelf meer aandacht.

HVC: Wat denk je dat de grootste verandering is in de kunstwereld als je vroeger met nu vergelijkt?

T: Vergelijken is riskant, omdat het aantal stromingen in de kunstwereld steeds maar evolueert. De menselijke geest zal steeds met nieuwe ideeën op de proppen komen. Zoals iedere evolutie, bouwt men steen na steen aan een bouwwerk dat nooit helemaal af zal zijn. Vandaag is het ideologische aspect in de kunst toonaangevend, waar vroeger vooral het fysieke aspect primeerde. Doorheen de geschiedenis zien wij een golfbeweging van deze twee aspecten.

HVC: Zie je jezelf tot je laatste dag schilderen?

T: Zo lang het kan…

HVC: Heb je er nooit aan gedacht om een kunstenaarscollectief op te richten?

T: We hebben met bevriende kunstenaars ooit zo’n collectief opgericht: ‘De Groep van Vier’. We schilderden toen met vier mensen op een enorm groot doek. Dat was heel aangenaam om zo ondertussen ook van gedachten te wisselen. Toen we wilden meedoen met een expo in Lokeren en ze ons zagen aankomen met ons groot doek, dachten ze waarschijnlijk: “Met wat komen die mannen hier af?”

HVC: Met vieren inspireer je elkaar toch meer, denk ik.

Heb je nooit last gehad van de eenzaamheid in je atelier? Want met vier in een atelier is toch meer ‘fun’?

T: Schilderen in je atelier is vaak een soort gevecht met jezelf. Je moet als het ware altijd eerst een beetje met jezelf in het reine komen. De expressie klopt niet altijd en dat kan je wel naar beneden halen. Ik schilder wel enkel voor mezelf, niet voor anderen. Anders kan je het niet volhouden.

HVC: Heb je ooit provocerend werk gemaakt?

T: Ik heb dit zeker nooit bewust gedaan. Ik werd wel ooit eens uitgenodigd om mee te werken aan een tentoonstelling in een kerk in Moerbeke. Daar moest ik drie werken exposeren. Blijkbaar waren mijn werken te revolutionair en te choquerend om opgenomen te worden in de eigenlijke tentoonstelling. Ik vermoed dat dit wel met een mentaliteitskloof te maken heeft tussen de religieuze gemeenschap en de werkelijkheid.

HVC: Jouw zoon heeft me bij jou uitgenodigd omdat hij graag een interview van ons wilde voor op jouw website. Ben je je ervan bewust dat een website hebben ‘niet onbelangrijk’ is voor een kunstenaar?

T: Vroeger moest men naar een galerie of een museum om kunst te bekijken, tegenwoordig kan men bijna alles zien via internet. Als kunstenaar kan je werk veel gemakkelijker bekeken worden door veel meer mensen. De drempel is laag, het is één grote cinema. Een website zal denk ik alleen maar meer belangrijk worden om je werk te tonen, echter de geur van verf kan men nog steeds maar opsnuiven als men voor het schilderij staat.

HVC: Wat heeft kunst jou het meeste bijgebracht?

T: Dat het leven boeiend is.

HVC: Misschien moet ik me daar elke dag nóg meer bewust van zijn… 

Hilde Van Canneyt, copyright 2013.

https://www.hildevancanneyt.be/